Koloniaal verleden Suriname

Koloniaal verleden Suriname

  • Home

Maak jouw eigen website met JouwWeb

Voor de kolonisatie

In Suriname leefden al mensen vanaf 3000 voor Christus, deze mensen waren de Indianen, ze worden tegenwoordig de Inheemse bevolking genoemd. De twee grootste stammen waren de Arowakken, die aan de kust woonden, gevolgd door de Karaïben, die zich aan de monding van de Marowijne gevestigd hadden. Verder leefden er nog verschillende ander stammen in regenwoud, zoals de Akuriyo, de Trio, de Warau en de Wayana. De Indianen die bij de stroomversnelling van Wonotobo woonden wierpen kleiterpen op om de dorpen en landbouwgrond te beschermen tegen de vele overstromingen van het moeras.

Rond 1200 na Christus werd het gebied  binnengevallen door de Koriabo. Ze verdreven onder andere de Arowakken van hun landbouwgrond verdreven waardoor de langbouwcultuur ineen stortte. De Arowakken gingen verder met hun landbouw in het binnenland, waarbij ze stukken bos afbranden om daar landbouwgrond van te maken en als dat stuk grond was uitgeput gingen ze naar een nieuw stuk grond. De Koriabo veroverde vooral de gebieden langs de kust en rivieroevers. Deze periode werd ook wel als de Koriabo-cultuurfase aangeduid.

Suriname als kolonie

In 1650 is Suriname voor het eerst onder het koloniaal bestuur gevallen. De Engelsman Francis Willoughby heeft dit veroorzaakt. Om plantage-eigenaren naar Suriname te lokken, was er een vrijheid van godsdienst ingevoerd. Dit lokte namelijk zowel protestantse als katholieken aanhangers aan. Op de plantages werkte vooral Afrikaanse en slaven. Dat is niet te zeggen dat de oorspronkelijke inwoners niet zijn geprobeerd te onderdrukken en in te zetten als slaven. Dit mislukte door het verzet en sterfte van de bevolking.

Suriname is en Nederlandse handen gevallen in 1667 tijdens de Tweede Engels- Nederlandse oorlog. Abraham Crijnssen die onder leiding van William Byam heeft gevaren, heeft destijds Suriname op de Engelse buit gemaakt. Bij de vrede van Breda is de keuze gemaakt om in plaats van de kolonie ruilen met de Engelsen voor hun oorspronkelijke kolonie, Nieuw Amsterdam nu bekent als New York. De Engelse hebben ermee ingestemd met de voorwaarden dat Suriname niet ineens ontruimd zou worden en beloofden de Banda-eilanden voortaan aan de Nederlanders over te laten.

Pas in 1674 na het einde van de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, werd er officieel ‘geruild’ van gebied. Dit werd besloten door de Vrede van Westminster. De Engelsen en hun slaven vertrokken massaal naar Jamaica. Al snel werd duidelijk dat de Surinaamse economie niet goed liep. Om dit te verhelpen richtte ze in 1683 de Sociëteit van Suriname op. Dit was een koloniale onderneming die de gehele handel droeg en dat deed door gebruik te maken van Amsterdam, De WIC en de familie van Aerssen van Sommelsdijck. De eerste gouverneur van de sociëteit was Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Toen aan het einde van de 18e eeuw de WIC failliet ging, bleef alleen Amsterdam over van de Sociëteit aangezien de familie Aerssen eerder van hun deel heeft afgezien.

Suriname was rond 1700 een Nederlandse kolonie in Guyana. Het stond samen met de Berbice en Essequibo bekent als het Nederlandse Guiana. In 1814 heeft zweden een poging gedaan om Suriname en Curaçao te ruilen voor Guadeloupe. De Engelse hebben dit weten te voorkomen door Zweden af te kopen. Het Nederlands Guiana werd echter in 1815 alsnog opgedeeld in Suriname en Brits-Guiana.

Nederland was een van de laatste met de afschaffing van de slavernij het is dan ook niet verrassend dat er hard gevochten is in Suriname voor die afschaffing. De Bakabuski Nengre een verzettinggroep onder leiding van kapitein Broos en Kaliko zijn broer. De groep bestond uit marrons, ontsnapte slaven, die in het oerwoud leefden. Kapitein heeft doormiddel van een guerrillaoorlog tegen de bezetters ( plantage eigenaren) de afschaffing van de slavernij weten te bemachtigen op 1 juli 1863. De plantage eigenaren hebben wel pogingen gedaan om verdragen te sluiten, kapitein Broos heeft deze pogingen allemaal afgewezen. Geld gebrek, internationale druk en de het grote aantal mensen tegen slavernij in Nederland zelf waren de dwingende factoren voor het afzien van de slavernij.

De ex-slaven moesten zich nu immigreren in de samenleving. Dit zorgde ervoor dat er geëist werd dat tot 1873 iedere slaaf onder staatstoezicht stond. De slaven konden de keuze maken om betaald op de plantages te werk of een ambacht te gaan beoefenen. Door da massale leegstroming van plantage arbeiders werden er contractarbeiders uit andere kolonies aangenomen. Dit leidde tot veel verschillende bevolkingsgroepen en dus weinig eensgezindheid door etnische verschillen. Het nationalisme was dus ver te zoeken. 

 

De toespraak van Wilhelmina in 1942, waarin werd gezegd dat Suriname zelfbesturend zou worden, zorgde voor een grote golf van nationalisme. Wilhelmina wou de koloniën liever behouden, maar de gemende druk van de Nederlandse regering, President Roosevelt en Churchill die allemaal voor het zelfbeschikkingsrecht voor alle naties waren, bezweek Wilhelmina.

De toespraak werd met veel enthousiasme ontvangen mede omdat gouverneur Kielstra een nieuwe landbouwpolitiek wilde hanteren. De gouverneur was van plan de landbouw aantepassen zodat het op de landbouw in Oost-Indië zou gaan lijken. Hierdoor zou hij meer winst maken en meer belasting kunnen innen. Hij zou hiervoor Javaanse werknemers aannemen. Dit plan werd echter als zeer nadelig gezien door de Surinamers.

Wat al helemaal verkeerd schoot was het feit dat er een assimilatiepolitiek werd gehanteerd door Kielstra. Vanaf 1936 kreeg Kielstra meer macht in Suriname en hij gebruikte dit om een geheel Nederlandse cultuur te proberen maken.

Zo rond de tweede wereldoorlog was er nog geen oprecht verlangen naar onafhankelijkheid, maar door het Atlantic Charter, hier bespraken zowel Churchill als Rooseveld het zelfbeschikkingsrecht, werd er wel een verlangt naar eigen bestuur. Niet zozeer vanwege een antikoloniale houding, maar meer interesse in eigen bestuur.

Er was tijdens de oorlog geen haat voor de Nederlanders. De Surinamers zagen Willem III nog altijd als degene die een einde maakten aan de slavernij dus ontstond er geen haat tegen de bezetters.

In 1942 werden er veel Amerikaanse militairen naar Suriname gestuurd om de bauxietmijnen te beschermen. De komst van deze soldaten leidde tot veel welvaart voor de Surinamers, maar ook voor verwestering. Zo werd het wegennetwerk en vliegveld uitgebreid, wat tot veel werk leidde en dus meer loon voor de Surinamers. Er waren echter ook negatieve effecten. Zo was er door een snelle urbanisatie was er ook meer werk in het illegale circuit. Kielstra vreesde echter dat de aanwezigheid van de Amerikanen een haat voor Nederland zou opwekken, maar dit was later als niet waar bewezen toen heel Paramaribo ging kijken tijdens het bezoek van Juliana.

De militaire plannen om een drietal bataljon te vormen, waarvan twee naar Australië moesten gaan om de Japanners te bestrijden terwijl één de Amerikanen op Suriname zou aflossen, waren bijna mislukt. Kielstra en de statenleden hadden een slechte relatie en dit leverde spanning. Om een conflict met de Staten te voorkomen besloot commandant Meyer Kielstra te ontslaan. Meyer stuurde een rapport waarin stond dat Kielstra zou sympathiseren NSB’ers, dit was echter niet waar en Meyer werd, om een schandaal te voorkomen, overgeplaatst.

In 1943 werd er initiatief genomen van een groep burgers die het verzoek om gouverneur Kielstra te ontslaan met vele handtekeningen naar de koningin gestuurd. De initiatiefnemers werden opgepakt, ze zouden de kolonie in gevaar brengen.

Kielstra is uiteindelijk ontslagen met name om het vertrek van het Amerikaanse leger te versnellen. De Amerikanen maakte zich namelijk zorgen over de politieke instabiliteit van Suriname. Vlak na de oorlog kwam er een grote verandering in de politiek. De oorlog had geleid tot een zelfbewustwording van de Surnamers ook in de politiek. Die eerder niet echt partijen vormden vanwege het census- en capaciteitsrecht. Nu werden er echter verschillende partijen opgericht die een bevolkingsgroep vertegenwoordigden.

Hindostanen en Javanen vormden samen de Hindostaanse- Javaanse Raad in 1946 om te zorgen dat de Unie Suriname, die geleid werd door de creoolen, niet als enige met Nederland zouden praten over zelfrecht. Ook de Moslim partij en Hindoe partij kwamen tot stand.

De aanhangers van de creolen woeden echter niet meer dan elitenationalisme. Ze wouden geen kiesrecht. Zij hebben dan ook de Nationale Partij Suriname (NPS) opgericht, als vervanger van de Unie Suriname, als reactie op de oprichting van de Progressieve Surinaamse Volkspartij (PSV) die algemeen kiesrecht probeerde te bereiken.

Het idee van onafhankelijkheid kwam verassend genoeg bij de Javanen vandaan. Zij verlangden namelijk naar het recht om te m,ogen terugkeren naar Indonesië. Het algemeen kiesrecht werd met aandringen van Nederland door de NSP aangenomen, maar ze eiste wel een districtenstelsel. De NSP bezat de meeste macht. De hindostanen konden zelfs noot de absolute meerderheid halen, maar waren tevreden dat ze inspraak hadden in de politiek dus klaagden hier niet over. Alle partijen hadden echter hetzelfde einddoel een autonome status, dit zelfrecht kwam pas in 1954.

De NSP verloor de macht en vormden een nieuwe partij: De Surinaamse Democratiche Partij (SDP) . Deze vormden samen met de PSV en KTPI het Eenheidsfront. Zo kwamen ze opnieuw aan de macht. De PSV en de SDP vormden een coalitie met de voorwaarden dat de PSV bij menging van de partij nog wel op kandidatenlijst stond. De coalitieperiode was een van de meest stabiele en welvarende periode. Het heeft geduurd tot 1967.

De creoolse Partij Nationalistische Republiek, ofwel de PNR, (1961 opgericht) streefde onafhankelijkheid na en daagde hiermee de NPS erg uit. De creolen zijn sterk beïnvloed door het Nederlandse bestuur en wouden een eigen culturele identiteit ontdekken.

Na de verkiezingen in 1967 waren er meningsverschillen onder de partijen. Hoewel inmiddels alle partijen naar onafhankelijkheid streefde verschilde de partijen over wanneer het bereikt zo moeten worden. Zo zeiden sommige partijen dat er eerst economische ontwikkeling plaats moest vinden en de onafhankelijkheidskwestie uitgesteld moest worden. Terwijl andere het zo snel mogelijk wouden bereiken. Deze discussie leidde ook tot een breuk in de samenwerking van de NSP en de VHP.

De NSP stelde de bevolking erg teleur nadat de NSP ging samenwerken met een hindostaanse Actiegroep en er veel stakingen plaats vonden. De NSP verloor zo veel macht en de PNR versterkte hiermee zijn positie. De door hun opgerichte partij de Progressieve Nationale Partij (PNP) was succesvol met zijn campagne tegen corruptie en in samenwerking met de KTPI, PSV en uiteindelijk de VHP grepen ze de macht. Toen de leider van de NSP in 1973 stierf, waren de creolen bang dat de hindostanen, die nu ook steeds meer inburgerde in de intellectuele wereld, zouden gaan overheersen. Maar stakingen van vakbonden voorkwamen dit. Toen de nieuwe NSP leider genaamd Henck Arron met een geheel creoolse Nationale Partij Kombinatie meer als 20 zetels veroverde, waren de hindostanen niet meer vertegenwoordigd. Het kabinet focuste nu alles op het bemachtigen van onafhankelijkheid.  

Dekolonisatie van Suriname

In 1954 werd het Statuut voor het Koninkrijk der Nederland van kracht. Suriname kreeg in een grotere mate zelfbestuur. Dit houdt in dat ze zelf hun binnenlandse aangelegenheden mochten besturen. De bevolking kreeg een Nederlandse nationaliteit.

In Suriname kwam onafhankelijkheid weinig ter sprake. Tot aan het eind van de jaren 50 een aantal hoogopgeleide mensen van zich lieten horen. De Partij Nationalistische Republiek zei toen dat ze zo spoedig mogelijk onafhankelijkheid wilden. Volgens deze partij moest Nederland meewerken met het beëindigen van het kolonialisme.

Uiteindelijk kwam premier Henck Arron aan de macht. Deze wilde niet langer wachten dan uiterlijk 1975. Den Uyl was op dat moment regerend en vond dat Nederland geen koloniën meer hoorde te hebben. Hij sprak uit dat de overzeese gebiedsdelen uiterlijk in mei 1977 onafhankelijk moesten worden. Naast dit speelde hij ook een rol in de migratie voor Suriname. Door Suriname op eigen benen te zetten hoopten ze dat de grote migratiestroom zou minderen, maar deze werd alleen maar groter.

Er waren veel meningen over hoe ze dit en de onafhankelijkheid moesten behandelen. Uiteindelijk kwam eruit dat Surinamers mochten kiezen of ze een Nederlandse of Surinaamse nationaliteit aannamen. Intussen werden er volop voorbereiding gedaan voor het overleg over de staatkundige toekomst van Suriname. Tegenstanders in Suriname waren intussen bang voor een verdeeld land. In mei was het dan toch bijna zover. Het laatste deel was aangebroken en ging over de migratie en het geld voor vrij verkeer en ontwikkelingshulp. Beide partijen waren uiteindelijk tevreden over het verdrag. Uiteindelijk na veel overleggen en verzettingen werd Suriname uiteindelijk zoals Henck Arron het wilde in 1975 onafhankelijk verklaard.

 

Bronvermelding

https://nl.wikipedia.org/wiki/Suriname

https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Suriname

 

© 2017 - 2025 Koloniaal verleden Suriname
Powered by JouwWeb